Rosalie
Samen zitten we op het bankje. Rosalie en ik. Rosalie laat haar benen bungelen, ze kan net niet bij de grond. Het is het bankje bij ons op het pleintje. Vroeger stonden er heel veel leuke dingen op ons pleintje, een rode glijbaan, een wipkip en een klimrek. Dat is allemaal weggehaald. Ik weet niet waarom. Nu kunnen we alleen nog stoepkrijten of voetballen. Maar ik houd niet zo van voetballen en Rosalie eigenlijk ook niet. We gaan wel eens rolschaatsen of elastieken. Ook touwtjespringen doen we vaak. Dan binden we een touw aan de boom en zingen: 'In, spin, de bocht gaat in! Uit, spuit, de bocht gaat uit!' We spelen ook vaak op de 'berg'. Dat is een plantsoen achter ons pleintje. We maken daar hutten, graven kuilen en spelen 'vadertje en moedertje'. Ook gaan we vaak picknicken. De 'berg' is favoriet, we kunnen in onze hutten praten over allerlei geheimen en onze geheime vondsten kunnen we daar met elkaar delen. Ook maken we daar een 'kampvuur'.
Rosalie woont bij mij op het pleintje. Alleen het huis van mijn buren zit er tussen. We spelen vaak met elkaar. Rosalie is iets ouder dan ik en heel stoer. Ze durft spinnen te vangen met haar blote handen en heeft soms een grote mond tegen de grote jongens. Rosalie is ook heel mooi. Ze heeft mooie blonde haren en grote blauw/groene ogen. Ik vind haar mijn allerliefste vriendin. Vandaag bungelen onze benen dus naar beneden vanaf het bankje. We hebben geen zin om te spelen. Rosalie is verdrietig en ze durft ook niet verder dan 'de paaltjes' die het einde van ons pleintje markeren. Naar de 'berg' durft ze ook niet meer. Vorige week is er iets gebeurd en ik weet niet zo goed wat ik hierover moet vertellen en hoe ik daarover moet praten met Rosalie. Papa was heel boos en de politie kwam. Ook ik ben heel erg geschrokken en ik weet niet zo goed of ik nou iets verkeerd heb gedaan. Ik heb niets gezegd, ik heb niet gezegd wat ik zag of wat ik heb gehoord. Ik wil Rosalie heel graag alles vertellen, maar een stemmetje in mijn hoofd zegt steeds dat ik dat niet mag doen.
Vorige week kwam de politie, maar ik heb niets gezegd. Ik voel me schuldig omdat ik niets heb gedaan. Ik was samen met Rosalie aan het spelen voorbij de paaltjes. We maakten een 'alsof' kampvuur van takjes en bakten denkbeeldige broodjes. Er kwam een meneer op de fiets. Hij vroeg of wij muntjes wilde. Ik heb altijd van papa en mama geleerd dat ik niets mag aanpakken van een vreemde meneer of mevrouw, dus ik zei: 'nee, dank u'. Maar Rosalie sprong meteen bij de meneer achterop de fiets. 'Wacht jij maar hier!' zei Rosalie en dat deed ik. Achterop de fiets reed ze met de meneer weg en verdween achter onze 'berg'. Ik bakte de broodjes en wachtte op Rosalie, maar het duurde zo lang. Ik vond dat ik wel genoeg had gewacht en begon het tochtje naar de 'berg'. Die muntjes hoefde toch niet zo lang te duren? En dan konden we misschien wel een ijsje kopen samen want het was heel mooi weer. Toen ik dichterbij kwam hoorde ik de meneer mompelen en Rosalie hoorde ik zachtjes huilen. Achter een struik kreeg ik ze in het vizier. Rosalie had haar broek uit en de meneer ook. Ze zagen mij niet. Als aan de grond genageld bleef ik staan, wat gebeurde daar nou? En waar waren de muntjes dan? Rosalie was verdrietig, dus misschien kreeg ze de muntjes niet, maar waarom had ze haar broek uit? En waarom had de meneer zijn broek en onderbroek uit? En waarom zat hij aan zijn piemel en aan Rosalie haar spleetje?
De meneer keek me recht aan, glimlachte en wenkte me. Ik schrok me wezenloos en rende terug naar ons kampvuur. Ik moest daar wachten op Rosalie, dat had ze me gezegd, dus dat deed ik. Het duurde zo lang, ik begreep het niet. Moest Rosalie haar broek uit om de muntjes te krijgen? Wat deed die meneer met zijn piemel? Waarom moest hij lachen toen hij mij zag?
Na een tijdje kwam Rosalie terug. Ze huilde en riep: "ik wil nu naar mama". Ik rende met haar mee naar huis en daar was papa. Papa vroeg mij wat er aan de hand was en ik stamelde iets over een meneer op de fiets en Rosalie die mee was gegaan. Papa ging meteen bellen en er kwamen politiemannen. We mochten toen niet meer op de 'berg' komen, er was rood-wit lint gespannen. Papa vertelde dat ze 'onderzoek' aan het doen waren. Het was best spannend. Een paar dagen later moest ik ook naar de politie. Papa vertelde dat de politie graag met mij wilde praten over hoe de meneer eruit zag en of ik wat had gezien. Zo goed als ik kon heb ik verteld hoe de meneer eruit zag, hoe zijn fiets eruit zag, hoe hij praatte en hoe oud hij was. Over de andere dingen vertelde ik niks. Ik vond de vragen moeilijk en ze stelden ook steeds dezelfde vragen. Ik werd er moe van en was blij toen ik weer naar huis mocht.
Vandaag wil ik dus heel graag met Rosalie praten, maar het lukt me niet. De woorden vormen klontjes in mijn hoofd, de beelden blijven terugkomen. Ik kan hier niet met haar over praten en zij ook niet met mij. We hebben samen een geheim, we spelen nooit meer op de 'berg' en we praten er nooit meer over. Punt.