Krassen en strepen

Krassen en strepen
Photo by Kellie Shepherd Moeller / Unsplash

Ik weet niet meer hoe het begon, of hoe oud ik was. Ik weet ook niet meer wanneer ik leerde dat het 'gek' was, of niet zoals het zou horen. Ik weet alleen dat het van mij was, dat ik er controle over had en dat ik het mocht doen van mezelf wanneer ik dat wilde. Soms leek ik wel verslaafd aan het gevoel en het patroon van kleine dunne rode streepjes op mijn huid. Ik kon er uren naar kijken. Tot ook dat stopte omdat anderen vonden dat ik ermee moest stoppen.

Ergens leerde ik dat ik niet goed genoeg was, dat ik niet mooi genoeg was, dat wat ik deed anders moest. Doe nou maar 'normaal' dan doe je al gek genoeg, is een zin die ik vaak hoorde. Ik heb me altijd afgevraagd wat ze dan bedoelden met 'normaal'. Altijd was er wel iets mijn schuld. Het was mijn schuld dat mama zo verdrietig was en dat ze steeds op bed moest liggen, het was mijn schuld dat papa zo hard moest werken, het was mijn schuld dat mijn broertje boos was en ik was nu eenmaal de oudste en dus de verstandigste. Het was ook mijn schuld dat de jongens in de glijbaan van het zwembad me aanraakten en me achtervolgden in het bubbelbad. Het was mijn schuld dat ze mijn kleedhokje probeerde open te breken terwijl ik in mijn nakie stond en het was ook mijn schuld dat de meneer met de piemel Rosalie verdrietig had gemaakt. Het was mijn schuld dat mijn vriendje me niet meer leuk vond en het was ook mijn schuld dat mijn broertje in zijn polsen had gesneden. Eigenlijk was alles gewoon vooral mijn schuld.

Het was voor mij duidelijk dat ik dingen fout deed. Ik mocht niet huilen, maar ook niet te hard en luidruchtig lachen. Ik moest vooral in de lijn lopen en niet te lastig zijn. Ik moest er vooral voor zorgen dat papa en mama niet boos zouden worden, of eigenlijk vooral mama want papa was meestal aan het werken. Ik was vooral bang dat mama dood zou gaan, want dat zei ze wel eens. Dat het geen zin had en dat ze beter dood kon zijn. Dat was dan ook mijn schuld.

Ergens is het misgegaan, ergens voelde ik zoveel dat ik het gevoel had dat mijn organen zich een weg naar buiten zouden banen en alles binnenin mij zou ontploffen. Ergens voelde het als oncontroleerbaar, alsof ik buiten mezelf was en op een afstandje naar mezelf keek. Ergens leerde ik dat ik deze stroom van zwartheid, dat zware zwarte gevoel dat tegelijkertijd gevoelloosheid in zich had, zelf kon stoppen: door pijn. Lichamelijke pijn. Een pijn die ik wél kon plaatsen, die niet onoverzichtelijk was. Een pijn waarover ik zelf de controle had. Hoe veel, hoe ver, hoe diep en waar. Ik was heel goed in nooit te ver gaan en ervoor zorgen dat het altijd nét allemaal niet te ver ging.

Ik weet niet meer waar en hoe het begon. Ik weet wel dat ik op een dag leerde dat ook deze oplossing die ik voor mezelf had bedacht, fout was. Dat het ook nu weer mijn schuld was dat andere mensen verdriet hadden omdat ik iets fout had gedaan. Dus ging ik het verbergen, andere manieren zoeken en liegen dat ik het niet meer deed.

Mijn beste vriend, een breekmes waarmee je tapijt kunt snijden, heb ik echter nooit weggedaan. Dit mes heb ik nog steeds, hij is altijd met me mee gegaan. Nog steeds kan ik geen afscheid nemen en ligt hij trouw in de lade van mijn badkamerkast. Een patroon van krassen en strepen heb ik niet vaak meer, maar soms... ineens is dat oude gevoel terug. Het enige verschil is dat ik nu niet meer denk dat ik iets fout heb gedaan, maar dat ik met compassie in de spiegel kijk naar de jongere versie van mezelf, naast haar ga staan en haar de goedkeuring geef die ze nooit kreeg.