Ik kan niet
Ik kan niet naast jou in slaap vallen terwijl ik helemaal niet naast jou lig. Ik kan niet naast jou in bed liggen als die enore muur van niets zeggen tussen ons in staat. Als ieder aan kant; ieder dichtbij, maar ver. Geen toenadering, koude lakens en onbegrip. Wel dichtbij willen, maar niet kunnen. Zo kan ik het niet en de klok tikt verder. Ik heb het koud, voel me alleen in het donker terwijl je er bent, maar ook niet. De stilte van de nacht maakt alles eenzaam.