De sleutel
De sleutel in het slot, mijn nekharen overeind. De manier waarop je de sleutel omdraait, verraadt wat ik moet doen. Zwijgen, lachen, lief doen, rustig zijn, op mijn tenen? Wat wil je, wat denk je? Je voetstappen zijn zwaar, je adem ook. Jouw aanwezigheid ontneemt me de mogelijkheid te ademen. Ik val te veel op, ik moet een stap terug. Maar dan is ie er al. Je vlakke hand. Sneller dan normaal, sneller dan ik had voorzien. Vlekken in mijn gezicht, voor mijn ogen. Morgen weer een dag.